De Nationale Loterij mocht op 18 oktober 85 kaarsjes uitblazen. Op die dag, in 1934, vond immers de eerste trekking plaats van wat toen nog de Koloniale Loterij heette. Het instituut werd in het leven geroepen om geld in te zamelen voor Belgisch-Kongo, dat nood had aan hulp. De naamsverandering naar Nationale Loterij kwam er in 1962. Sindsdien nam het aantal spelletjes alleen maar toe.
Maar de geschiedenis van het fenomeen loterij is ouder, véél ouder. 2200 jaar geleden kende de Chinese Handynastie al keno (om de Grote Muur te bekostigen) en de oude Romeinen gebruikten loten om de vele cadeaus tijdens hun bacchanalen eerlijk te verdelen.
De eerste moderne loterij zou plaatsgevonden hebben in Brugge in 1441. Ook de archieven van de Zeeuwse gemeente Sluis vermelden een loterij op 9 mei 1445 – toen al viel de trekking op een vrijdag – met het doel geld in te zamelen voor de bouw van muren en versterkingen rond de stad. Er gingen 4304 loten over de toonbank, voor een totaalbedrag van 1737 florijnen. Rekening houdend met zes eeuwen inflatie zou dat nu zo’n 170.000 euro zijn.
Andere Europese landen volgden. In 1449 organiseerde Milaan een loterij om de oorlog tegen de Venetiaanse Republiek te financieren. In de 16e eeuw was de loterij dan weer heel populair in Nederland, als nauwelijks verdoken manier om de staatskas wat aan te spijzen. Daar ging het geld naar de minderbedeelden en naar openbare uitgaven voor onder meer ziekenhuizen en weeshuizen.
In Engeland bestonden naast de door de staat georganiseerde trekkingen ook veel privéinitiatieven. De Franse hogere klasse protesteerde echter in die mate tegen het systeem dat de loterij er twee eeuwen lang verboden was.
Dit toont meteen aan dat de loterij doorheen de eeuwen – en nu nog steeds – voor heel wat polemiek heeft gezorgd. Is het een belasting? Is het een goed doel? Is het vertier voor de lagere klasse, die hoopt op de jackpot om aan haar financiële malaise te ontsnappen?
Drie standpunten
Historicus Jeroen Puttevils herkent in De Morgen drie mogelijke manieren om de loterij te bejegenen. Ofwel schaf je ze volledig af, ofwel tolereer je een vrije markt, ofwel heeft de overheid het monopolie. Welke gevolgen brengen die drie standpunten met zich mee?
Een loterij volledig afschaffen is pragmatisch gezien nauwelijks haalbaar. De geschiedenis heeft al vaak genoeg bewezen dat waar iets verboden wordt, een zwarte markt opduikt – denk maar aan de Drooglegging in de jaren 1920 en de daarmee gepaard gaande georganiseerde criminaliteit. Puttevils noemt dit zelf het minst ideale scenario.
De tweede aanpak, een vrije markt, was heel gebruikelijk tijdens de latere middeleeuwen. Het systeem werkte enkele honderden jaren lang zonder veel problemen. Uiteraard is er regulatie nodig om minderjarigen en andere risicospelers te beschermen, zoals nu ook het geval is voor (online)casino’s. Een ondubbelzinnige belasting zou de staatskas alsnog van accijnzen kunnen voorzien. Volgens onderzoek zou een vrije markt leiden tot lagere kostprijzen voor de loten en grotere prijzenpotten.
In België bestaat momenteel de derde vorm, het monopolie van de staat. De staat organiseert en reguleert de loterij volledig. Naast de jackpot van de spelers gaat een deel van de winst rechtstreeks naar de overheid en een ander deel naar goede doelen. Welke goede doelen? Dat zijn er heel wat: van organisaties als Stichting Brandwonden over Child Focus naar het Ballet van Vlaanderen en De Munt in Brussel. En net daar, zegt Puttevils, wringt het schoentje.
Van de spelers, voor de spelers?
De historicus pleit voor een terugkeer naar de doelen die in de middeleeuwen courant waren – niet zozeer een oorlog tegen Venetië, maar wel de ondersteuning van armen en werken van algemeen nut. Want het zijn vooral mensen met een lager inkomen die vaker spelen. Dat is geen vooroordeel, maar wel een statistisch feit.
Procentueel gezien besteden deze spelers ook een groter deel van hun inkomsten aan krasloten en aanverwanten. Ergens is dat logisch: wie te maken heeft met financiële moeilijkheden, werkloosheid of een uitzichtloze baan, zal sneller een uitweg (willen) zoeken dan iemand die geen of minder geldzorgen heeft.
Het is een weinig flatterende waarheid dat mensen die meespelen met de Nationale Loterij als dom worden aanzien. Ze zouden hun winstkansen namelijk consistent schromelijk overschatten. Dat is geen nieuwigheid; deze perceptie bestaat al eeuwen. Maar ze klopt niet.
Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat loterijspelers zich heel goed bewust zijn van hun kansen. De kans om het grote lot te winnen is één op acht miljoen: daar is de Nationale Loterij zelf heel eerlijk over. Maar toch blijven mensen spelen, omdat een sprankeltje hoop beter is dan helemaal geen hoop.
Hoe dan ook zijn het de lagere inkomens die Nationale Loterij draaiende houden. Daarom dringt Puttevils aan om er in de toekomst voor te zorgen dat het gedeelte van de omzet dat nu doorvloeit naar goede doelen ook wordt ingezet om deze groep mensen te ondersteunen. Denk daarbij aan onderwijs, gezondheidszorg en sociale bijstand. De opera, besluit hij, moet dan maar een andere sponsor zoeken.